12 februari 2023

12 februari 2023

Afgelopen week was ik bij een gezin uit Syrië. Vader, moeder, 4 dochters. Als gezin zijn ze nu een jaar in Nederland, de vader al wat langer. Gevlucht.

Toen ik binnenkwam was Marianne, de voorlezer, bezig met 3 dochters, ze zaten gezellig samen op de bank met veel boekjes voor hen op tafel.  Vader zat in kleermakerszit op de vloer, met een slapende baby in zijn armen, bij hen. Moeder is in de keuken. De televisie staat aan.

Ik heb het tafereel even van afstand bekeken aan de eettafel. Marianne en de kinderen zijn verdiept in de boeken. De oudste dochter kijkt toch zo nu en dan naar de televisie: beelden van de gevolgen van de aardbeving. Ik kijk mee. Vreselijk. Alleen puinhopen. Daar liggen mensen onder. Dood of levend.

Ik ga naast de vader zitten. Hij heeft rode ogen. Hij wijst me op de kaart: Dit is/was Idlib, daar woonden wij. “Kijk, die flat”. Ik zie alleen een hoop puin.

 Ik vraag naar zijn familie, wat hij van hen weet. “oom. tante, neef, nicht. Weg”

Het is heel moeilijk om te communiceren. Google translate is fijn, maar ik hoop, dat empathie zonder woorden overkomt.

Ik hoor de cijfers: zoveel doden in Turkije, zoveel doden in Syrië. Een veelvoud aan gewonden. Allemaal cijfers. Achter elk cijfer zit een verhaal. Dat ene meisje, dat gered werd. Goddank! Die vader, die de arm van zijn zoontje vasthoudt.

Vandaag is de laatste dag, dat de Nederlandse reddingsploeg aan het werk gaat.  

Wij gaan in Nederland gewoon door met ons leven. Gelukkig maar. Ik heb niets te klagen en doe dat ook niet, integendeel. Maar ik heb wel geleerd, dat je je zegeningen moet tellen. Een voor een. Dat zijn er veel.