JEZUS, 11 MEI 2018

Vanmorgen hoorde ik de naam Jezus diverse keren. Die naam is mij dierbaar. Ik gebruik die naam niet vaak hardop, maar als ik hem noem, doe ik dat met respect, met verwondering en dankbaarheid.

Vanmorgen hoorde ik die naam in een filmpje over de Beekse Bergen. Ik heb de beelden niet gezien, hoorde ervan op de radio, maar het filmpje gaf een verslag van een gevaarlijke situatie in de Beekse Bergen. Een gezin was uit de auto gestapt om foto’s te maken van jachtluipaarden. Iemand anders filmde dat. Er ontstond blijkbaar een noodsituatie. De jachtluipaarden namen een agressieve houding aan, volgens het commentaar. Het commentaar bij de beelden sprak verder voor zich: Jezus, Jezus, Jezus…

Vraag om hulp? Stopwoord?

Dat weet ik niet. Toen ik het hoorde, was mijn eerste gedachte: Bel 112!! Dat lijkt mij het eerste, wat je moet doen. Dat gebeurde niet, die persoon bleef filmen en “Jezus” roepen. Vraagt hij Jezus om hulp of drukt hij met deze naam zijn angst en afschuw uit? Het laatste, lijkt mij. Maar daar schiet je weinig mee op. Het liep, als ik het nieuws mag geloven, allemaal goed af. Het gezin stapte weer in de auto, ongedeerd.

Uit de auto stappen terwijl dat streng verboden wordt, is dom, eufemistisch gesproken. Zo’n situatie filmen en dan “Jezus” roepen is niet echt slimmer.

Ik hoor het steeds vaker: het gebrek aan woorden en dan maar vloeken of schuttingtaal gebruiken om je te uiten. In vreugde en in verdriet. Vanmorgen hoorde ik ook nog iemand die een prijs had gewonnen en zijn vreugde alleen maar kon uiten met steeds dat zelfde schuttingwoord. Wat een taalarmoede!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.